VNO-NCW: 'liever geen wettelijke gedragscodeverplichting'

Werkgeversorganisaties kritisch over uniforme code voor sociale veiligheid

Een veilige en open werkcultuur is cruciaal voor sociale veiligheid. Het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag – zoals intimidatie, pesten en discriminatie – is essentieel en dat moet via bewustwording, voorbeeldgedrag en dialoog worden bereikt, zo benadrukken werkgeversorganisaties VNO-NCW, MKB-Nederland en AWVN. De aanpak van grensoverschrijdend gedrag is een gedeelde verantwoordelijkheid die vraagt om een geïntegreerde en op maat gemaakte aanpak in plaats van een eenzijdige wettelijke verplichting, zeggen zij in een reactie op het concept-wetsvoorstel dat tot 23 maart ter inzage lag via internetconsultatie.nl.

Maatwerk boven uniforme verplichting

De organisaties stellen dat de aanpak van sociale veiligheid per sector en organisatie maatwerk vereist. Het opleggen van een uniforme, wettelijke verplichting voor een gedragscode zou niet alleen leiden tot schijnveiligheid, maar ook afbreuk doen aan de flexibiliteit die nodig is om op specifieke risico’s in te spelen. Zij wijzen erop dat bestaande arbowetgeving werkgevers al verplicht om psychosociale risico’s, waaronder ongewenst gedrag, te inventariseren en aan te pakken (via de RI&E).

Zware regeldruk voor het MKB

Een belangrijk kritiekpunt is de extra administratieve last voor het MKB. De huidige verplichting tot een RI&E wordt door de organisaties al als belastend ervaren, en een extra verplichte gedragscode – zeker met een drempel bij slechts 10 werknemers – zou deze regeldruk verder verhogen. Zij pleiten er dan ook voor dat de grens voor verplichte maatregelen wordt verhoogd, zodat kleinere bedrijven niet onevenredig worden belast.

Alternatieven en uitstel invoering

In plaats van nieuwe wetgeving pleiten VNO-NCW, MKB-Nederland en AWVN voor intensievere voorlichting en praktische ondersteuning van werkgevers. Zij adviseren om te investeren in tools, trainingen en campagnes die sociale veiligheid op een structurele manier bevorderen. Daarnaast vinden zij de beoogde invoeringsdatum van juli 2026 onrealistisch en adviseren zij om deze datum uit te stellen tot 2027 voor een zorgvuldige implementatie.

Achtergrond

Het concept-wetsvoorstel 'wet verplichtstelling code ongewenst gedrag' werd door staatssecretaris Nobel van SZW (Participatie en Integratie) op 17 februari 2025 ter consultatie opengesteld, en heeft inmiddels geleid tot 49 openbare reacties. In deze reacties wordt onder andere gewezen op de toereikendheid van de reeds aanwezige verplichtingen, op de noodzaak tot integratie met bestaand beleid, op regelmatige checks van het effect van (PSA-)beleid bij bedrijven. Het bijstellen ervan (de PDCA-cyclus) zou onderdeel van de verplichting moeten zijn. Bovendien wijzen critici op de te verwachten handhavingsmoeilijkheden (invoering zonder overgangstermijn zal zorgen voor talloze overtredingen; de NLA is al overbelast) en zetten zij vraagtekens bij de grens van tien werknemers. Immers: ook bij kleine bedrijven komt ongewenst gedrag voor. De algemene tendens is: loffelijk initiatief, maar het is op deze manier lastig uitvoerbaar en voegt bovendien te weinig toe.

* Naast het wetsvoorstel voor de 'code ongewenst gedrag' loopt er een ander voorstel dat (ook) tot wijziging van de Arbowet zou kunnen leiden, namelijk dat tot verplichtstelling van een vertrouwenspersoon, in 2020 voorgesteld als 'Artikel 13a Bijstand door vertrouwenspersoon' (Initiatiefvoorstel Matoug). Dat is in 2023 door de Tweede Kamer aangenomen en wacht nu op behandeling in de Eerste Kamer.

Bronnen: VNO-NCW, internetconsultatie, voor voortgang zie keten-ID 15056.

Voorgestelde concept-wettekst

De concept-wettekst die ter inzage lag is dermate compact dat de redactie die hieronder geheel overneemt:

Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de invoering van een verplichte gedragscode ongewenst gedrag

(KetenID WGK015056)

Voorstel van wet

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het belang van goede arbeidsomstandigheden wenselijk is dat iedere onderneming een gedragscode omtrent ongewenst gedrag heeft om zo ongewenst gedrag te voorkomen en beperken;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET

De Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:

A In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

ongewenst gedrag: de gedragingen, bedoeld in de begripsomschrijving van psychosociale arbeidsbelasting, onder a tot en met d, en ander ongewenst gedrag;

B Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a. Gedragscode ongewenst gedrag

1. De werkgever beschikt over een schriftelijke gedragscode ten behoeve van het voorkomen en beperken van ongewenst gedrag in de arbeidssituatie door de werkgever of werknemer.

2. In de gedragscode, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval opgenomen:
​a. wat wordt verstaan onder ongewenst gedrag, bedoeld in het eerste lid;
​b. een duidelijke en begrijpelijke omschrijving van voorbeelden van gedragingen die in ieder geval ongewenst zijn;
​c. de mogelijkheden tot ondersteuning voor werknemers en werkgevers wanneer zij te maken krijgen met ongewenst gedrag;
​d. de maatregelen en sancties die volgen op overtreding van de regels uit de gedragscode;
​e. de functie van de persoon die werknemers kunnen aanspreken met vragen of opmerkingen over de gedragscode.

3. De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer kennis kan nemen van de gedragscode en dat de werknemers adequate voorlichting krijgen over de gedragscode en wijziging daarvan.

4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de werkgever waarbij in de regel minder dan 10 werknemers werkzaam zijn.

C

In artikel 16, tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘5,’ ingevoegd ‘5a,’.

D

In artikel 27, vijfde lid, wordt na ‘5,’ ingevoegd ‘5a,’.

E

In artikel 33, eerste lid, wordt na ‘5,’ ingevoegd ‘5a,’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.N.J. Nobel

26 maart 2025
Deel deze post
Aanmelden om een reactie achter te laten
Streng beleid voor kennisveiligheid
Universiteiten blokkeren internationale samenwerkingen uit vrees voor kennisverlies