In Genève vindt van 2 tot en met 13 juni de jaarlijkse Internationale Arbeidsconferentie (IAO) plaats. Vertegenwoordigers van regeringen, werkgevers en vakbonden uit 187 landen komen samen om te werken aan betere arbeidsvoorwaarden wereldwijd. Een van de belangrijkste agendapunten dit jaar is de totstandkoming van een nieuwe conventie over biologische risico’s op het werk, een thema dat sinds de coronapandemie wereldwijd aan urgentie heeft gewonnen.
Wereldwijd vacuüm in regelgeving
Hoewel Europa via een richtlijn al regels kent voor de omgang met biologische agentia zoals virussen, bacteriën en schimmels, blijkt uit de conferentie dat veel andere landen geen vergelijkbare bescherming bieden. Bovendien reikt het begrip ‘biologische gevaren’ verder dan micro-organismen alleen: ook risico’s afkomstig van dieren en planten vallen hieronder. De IAO wil met een conventie en aanvullende aanbeveling dit mondiale hiaat dichten. In 2024 vonden al voorbereidende besprekingen plaats; nu wordt gestreefd naar definitieve vaststelling van de teksten. Dit zou leiden tot een historische eerste internationale norm rond biologische arbeidsrisico’s, aanvullend op de bestaande IAO-conventie nr. 170 over chemische stoffen.
Digitale platformen
Een tweede belangrijk thema op de conferentie betreft de groei van platformwerk. Wereldwijd zijn miljoenen mensen werkzaam via digitale platforms, vaak zonder duidelijke arbeidsstatus of toegang tot sociale bescherming. Hoewel de EU recent een richtlijn aannam, biedt die niet overal soelaas – en buiten Europa is vaak nog helemaal geen regulering.
De IAO onderzoekt nu of er ook op dit terrein een nieuwe conventie moet komen, of dat een aanbeveling volstaat. Vakbonden en veel regeringen pleiten voor bindende afspraken. Werkgeversorganisaties verzetten zich echter tegen een verdrag en zien liever een niet-verplichte aanbeveling. In de loop van de conferentie zal duidelijk worden welke koers de IAO zal volgen. Een tweede lezing van het voorstel staat gepland voor de conferentie in 2026.
Informeel of formeel werk?
Informeel werk verwijst naar banen die niet officieel zijn geregistreerd bij de overheid. Werknemers in de informele economie hebben meestal geen arbeidsovereenkomst, betalen geen sociale premies, en hebben geen toegang tot sociale zekerheden zoals ziekteverlof, pensioenopbouw of een veilige werkplek. Denk aan straatverkopers, huishoudhulpen zonder contract of dagloners in de landbouw of bouwsector.
Formeel werk daarentegen is werk dat wél officieel geregistreerd is. Werknemers hebben een contract, worden beschermd door arbeidswetten, bouwen sociale rechten op en werken meestal onder betere en veiligere omstandigheden. Werkgevers dragen belastingen en sociale premies af.
De overgang van informeel naar formeel werk is belangrijk omdat het werknemers meer zekerheid, veiligheid en toekomstperspectief biedt. Voor overheden betekent het ook een grotere belastingbasis en meer grip op arbeidsomstandigheden. Toch is deze overgang vaak complex, zeker in landen met zwakke instituties, beperkte controlecapaciteit of grote economische ongelijkheid.
(In)formeel
Daarnaast staat de transitie van informeel naar formeel werk op de agenda. Ondanks eerdere afspraken – zoals de IAO-aanbeveling uit 2015 – blijkt het voor veel landen moeilijk om informeel werk terug te dringen. Oorzaken zijn onder meer structurele armoede, zwakke overheidsstructuren en externe factoren zoals klimaatverandering, conflicten en pandemieën.
De commissie buigt zich over nieuwe strategieën die landen moeten helpen om werknemers van informele naar formele banen te begeleiden. Digitalisering en vergrijzing worden daarbij als zowel uitdaging als kans gezien.
Landen op het matje
Zoals elk jaar bespreekt de vaste commissie voor de toepassing van normen de naleving van IAO-verdragen. In totaal worden 24 landen kritisch onder de loep genomen. Dit jaar ligt extra focus op Wit-Rusland vanwege ernstige mensenrechtenschendingen. Andere landen die onder vuur liggen zijn onder meer Afghanistan (onderdrukking van vrouwen), Tsjaad (kinderarbeid), Ecuador (beperking van vakbondsvrijheid) en Libië (dwangarbeid bij vluchtelingen).
Tot slot worden ook resoluties besproken over onder andere de bescherming van zeevarenden via de Maritieme Arbeidsconventie, de situatie in Myanmar en de deelname van Palestina aan IAO-vergaderingen. De conferentie onderstreept het belang van internationaal overleg en solidariteit om werk wereldwijd menswaardiger en veiliger te maken.